’t Was afgelopen zomer, dat ik sprak
met een verzorgde, welbespraakte heer
in een modern, maar ietwat paarsig pak.
Hij had ooit in Den Haag gebivakkeerd.
Hij vergezelde als ambassadeur
de verdere Mongoolse delegatie
en gaf de maaltijd vrolijkheid en kleur.
In zo’n gezelschap altijd een prestatie.
Ooit was zijn land het rijk van Djengis Khan.
Nu maakt het economisch grote stappen
en sluit het bij de nieuwe wereld aan.
Er is niet veel meer dat ze daar niet snappen.
De naam van zo’n wijs volk voor deze mokken?
Dat lijkt me, beste Maurits, overtrokken.