Ik houd mezelf gevangen zo. Daarbuiten
is alles zonnig en in slaap gesust.
De bomen worden door de zon gekust
en geven schaduw. Alle vogels fluiten.
De wind maakt telkens weer een nieuw geluid en
iedere bij is zich de bloem bewust.
Alles weerklinkt er, zelfs de diepste rust
wordt tot muziek die zich door niets laat stuiten.
De schare maakt plezier en ik kijk toe,
ik glimlach een moment, totdat ik slik
en denk: “Dat wil ik, maar ik weet niet hoe.”
Die aanvechting duurt maar een ogenblik.
Ik ben niet wat ik heb of wat ik doe;
maar ik ben wat ik was, ik ben zelfs ik.