Lo dì che han detto a’ dolci amici addio. (Dante)
Amor, con quanto sforzo oggi mi vinci! (Petrarca)
Kom, ik kijk naar je uit, kom toch weer bij me.
Of wacht, want anders is het weer voorbij.
Je weet hoe lang het telkens duurt voor mij.
Mijn vreugde komt sporadisch, veel te weinig.
Terwijl ik, tot je weer eens zult verschijnen,
blijf denken: “Zoete tijd, want straks komt hij”.
Eén man van al die mannen op een rij
is mijn bestaan, mijn liefste, is de mijne.
Elke ontmoeting maakt me ook verdrietig,
omdat jij immers snel weer weg zult gaan.
Zo krimpt en groeit mijn hoop, zoals de maan,
tussen de dagen dat ik je ontmoet.
Waar zijn ze toch, mijn zorgeloze liedjes
toen alles goed was, want jij vond het goed?