Als ik te lang naar jouw gezicht blijf staren

Als ik te lang naar jouw gezicht blijf staren,
waar ik een helderheid, een lichtheid zie,
die ongedimd nauwlijks is te ervaren,
zo gruwelijk,zo mooi, het lukt me niet,

draai ik, onwillig, weg, weg van jouw licht
en sta besluiteloos, mijn geest geweken,
maar dom en duizelig, beroofd van zicht,
want ik heb te lang in de zon gekeken.

Mijn leventje wordt maar een smalle cel,
waar ik een tijdje vol onzekerheid en
omgeven door een gloed, zo dicht en fel,
zelfs mijn contact met het bekende kwijt ben.

Ik zoek mijn weg, tast rond, wacht een moment
totdat ik aan het donker ben gewend.

Edna St. Vincent Millay


Geplaatst op

augustus 2010

When I too long have looked upon your face, Wherein for me a brightness unobscured Save by the mists of brightness has its place, And terrible beauty not to be endured, I turn away reluctant from your light, And stand irresolute, a mind undone, A silly, dazzled thing deprived of sight From having looked too long upon the sun. Then is my daily life a narrow room In which a little while, uncertainly, Surrounded by impenetrable gloom, Among familiar things grown strange to me Making my way, I pause, and feel, and hark, Till I become accustomed to the dark.