Er is geen roos die eenmaal heeft gebloeid,
in Omars tuin, Homerus of de mijne,
al lang begraven onder al het fijne
bloembladenstof, waar zelfs geen dauw meer vloeit,
voor altijd uit het zicht en ongemoeid,
die niet opnieuw met geur, als rijke wijnen,
de vleugels van de lucht weet te belijnen,
als uit die zomers weer een nieuwe groeit.
Had ik “Liefde met heel mijn hart” bezworen,
dan met het hart van Lilith dat zo spreekt,
met liefde die Lucretia kan geven.
Zo had mijn liefde wel aan kracht verloren,
was Helena wat minder mooi geweest,
of jong gestorven, of in huis gebleven.
Edna St. Vincent Millay