Olympiërs

Olympiërs, zie hoe vannacht mijn lamp
gedoofd is en ontdek, te laat, dat hij,
je noemt hem sire, naar dit aardse kamp
geslopen is. Hij ligt in bed, bij mij.

Het kwaad voltrok zich. Roep je legerscharen.
Verrukt vervult deze omhelzing mij.
Bliksem het uit. Ik zal een kind gaan baren,
gemerkt als god, in wenkbrauw, hiel en dij.

Denk bij hem niet verbijsterd aan een wonder,
aan sterrenregens, of dat zon of maan
verduisterd wordt, of dat het stevig dondert,
zonder dat wolken aan de hemel staan.

Betrokken weet mijn kind wel van verdriet.
Maar toch, half god. Verwarring kent hij niet.

Edna St. Vincent Millay


Geplaatst op

februari 2011

Olympian gods, mark now my bedside lamp Blown out; and be advised too late that he Whom you call sire is stolen into the camp Of warring Earth, and lies abed with me. Call out your golden hordes, the harm is done: Enraptured in his great embrace I lie; Shake heaven with spears, but I shall bear a son Branded with godhead, heel and brow and thigh. Whom think not to bedazzle or confound With meteoric splendours of display Of blackened moons or suns or the big sound Of sudden thunder on a silent day; Pain and compassion shall he know, being mine, — Confusion never, that is half divine.