De witte berk spetterde als een vis
tegen de houtskool, geurde daarbij sterk.
Ze knielde neer, op zoek naar troost, en blies,
zodat de slome as weer wakker werd
en zich verspreidde in de haard. Maar nee,
het werd geen vuur, het hout was veel te nat.
Waarna ze fel een stap naar voren deed
(en dacht aan alle hartstocht die ze had,
ooit, bij iets soortgelijks, waar niets van kwam).
Haar adem stootte uit over de kolen,
de hele vuurplaats ging daarbij verscholen
onder haar lichaam. En daar was een vlam…
Een troep met honden ging vol vuur op pad,
terwijl de nacht naar binnen tuurde, tegen ’t raam geplakt.
Edna St. Vincent Millay