Sonnetten van een ongeënte boom 13

Een bleke droom was haar doorwaakte dag,
waarin ze reisde, zelfs de grond niet raakte,
zonder dat ze daarvoor gekozen had,
of vloog, hoewel ze geen beweging maakte,
ze rende in stilte door een stille gang,
een huis dat ze goed kende uit haar dromen,
omhoog, een andere trap omlaag, steeds bang
dat zijn ontwaakte, lege schreeuw zou komen,
die vreemde man in een kwaadaardig bed.
Ze was zich niet bewust, de hele tijd,
of ze het zelf deed, of iemand als zij.
Uit die droom, die haar dagelijks voedsel werd,
kon ze soms ’s nachts, vol ongeloof, ontwaken –
Een kind blaast bellen, zonder zo de meubels stuk te maken.

Edna St. Vincent Millay


Geplaatst op

oktober 2011

From the wan dream that was her waking day, Wherein she journeyed, borne along the ground Without her own volition in some way, Or fleeing, motionless, with feet fast bound, Or running silent through a silent house Sharply remembered from an earlier dream, Upstairs, down other stairs, fearful to rouse, Regarding him, the wide and empty scream Of a strange sleeper on a malignant bed, And all the time not certain if it were Herself so doing or some one like to her, From this wan dream that was her daily bread, Sometimes, at night, incredulous, she would wake — A child, blowing bubbles that the chairs and carpet did not break!