Een bleke droom was haar doorwaakte dag,
waarin ze reisde, zelfs de grond niet raakte,
zonder dat ze daarvoor gekozen had,
of vloog, hoewel ze geen beweging maakte,
ze rende in stilte door een stille gang,
een huis dat ze goed kende uit haar dromen,
omhoog, een andere trap omlaag, steeds bang
dat zijn ontwaakte, lege schreeuw zou komen,
die vreemde man in een kwaadaardig bed.
Ze was zich niet bewust, de hele tijd,
of ze het zelf deed, of iemand als zij.
Uit die droom, die haar dagelijks voedsel werd,
kon ze soms ’s nachts, vol ongeloof, ontwaken –
Een kind blaast bellen, zonder zo de meubels stuk te maken.
Edna St. Vincent Millay