Er stond een stipje op de vensterbank,
levend, met schaduw in de middagzon,
maar nu, het liep tegen zonsondergang,
was het een potloodstipje, heel gewoon.
De stomme klok, die voortdurend bleef wijzen
naar één zelfde dood ogenblik, zelf blank,
was als een roze herderin, een lijstje,
een schelp met ”Souvenir”, daar op de plank.
Zo kwam het in haar op om hem te zien
als zelf een klok, het beeld diende zich aan,
de veer was in zijn hoofd kapot gegaan,
stil blijven staan om twintig over drie –
Dit is wat deze overweging bood:
dingen zijn in de dood noch klok, noch mens, maar enkel dood.
Edna St. Vincent Millay