Nog blijf ik waar zij groeit graag schoonheid plukken:
kleurige schimmel of een vlekkenwaas
boven vergeten voedsel; in een plas
waar glinsterend van regenbogen stukken
in olie blinken, waar verwerpelijk er
afval is neergegooid; in het moeras
toont een smaragden kikker onverwachts
zwart zijn pupil in alle groene drukte.
Hier als bewoner van verscheidenheid,
raad ik bij elke deur, duw ik eraan.
Als jij bang elk piepend scharnier vermijdt,
wend je gezicht dan liever af voortaan.
Ik zeg je, schoonheid draagt een fijn habijt,
van weefsel, dat je echt versteld doet staan.
Edna St. Vincent Millay