Hoop jij dat ik Pieria ooit vergeet,
mijn heer, nu voor jou op korte termijn
een eind moet komen aan die mond vol klei,
dit sterfelijk gebeent’ ,dat aan mij kleeft,
aan alle broze koorts, elk vluchtig zweet
van liefde – de herinnering voorbij
aan de zingende bergen, voortaan zwijgt
de lier die ik nog aan mijn zijde weet?
Er komt een dag dat jij je ogen opent
na een droom over mij, na al die tijd
waarin ik lag te slapen aan jouw zij,
als minnares en bruid, maar star en kuis,
zal ik de hele aarde over lopen.
In elke kamer geef ik nu niet thuis.
Edna St. Vincent Millay