Er komt een tijd, hooghartig stof, dat jij
bezwijken zult, met mij in bed belandt.
Het bloed zal bonzen, of al roestig zijn,
als van een oude motor. ’t Komt er van.
Vandaag nog niet? Dan later. Wordt het niet
hier op het gras, zuchtend, maar met een lach,
dan wel er onder, lief, als tijd ‘t gebiedt.
Dan liggen we tezamen in de nacht.
Nog ruwer, gewelddadiger, ja zeker,
dan het verlangend lichaam zweet, vol gloed,
zal die geheime schanddaad zijn gebleken,
kus, die de ergste spotter zwijgen doet.
Want vroeg of laat ontkom je er niet aan:
Terugval, en je voert je draak de maan.
Edna St. Vincent Millay