Dromen vol zorgen, wakker nog aanwezig.
Schaduw van pijn, mijn hele dag is zoek.
De dwaze tranen komen, zelfs al lees ik,
ze vallen op mijn hand, sluiten mijn boek.
Basaal verdriet, donker, geheime treurnis,
zwaarder dan weer en wind, slecht te doorstaan,
het grijpt de roos, zodat de bloem nu kleur mist,
het open blad krult om, knoppen vergaan.
Diep is de vijver – ook al krijgt de oever
veel zonlicht, laat hij vis en stenen zien,
groot kaasjeskruid erboven, schildpadbloemen.
In ’t donker klopt een hart daar, maar van wie?
Wanhopig dromen dreef mijn slapen heen en
wenend ontwaak ik, wakker blijf ik wenen.
Edna St. Vincent Millay