Ik zie zo scherp mijn soortgelijke jaren
elkaar herhalen, dof gekleurd, vol roest,
als hak na hak, maar zinloos in een roes
steeds doorgaand, geen emotie te ontwaren,
leeg, opdat neuzen ruiken, scherp als scharen,
als dakgootegels achterop een koets,
dat iemand zonder vrienden sterven moest,
blind strijdend met misplaatste eigenwaarde.
Ik zie zo scherp hoe ik verder moet leven,
jaar in, jaar uit, tot mijn dwaze galop
onder de zon, het ooit zal gaan begeven.
Dan lig ik in het grind, voorgoed gestopt.
Soms denk ik: “Kom, begraaf me maar vast even
en laat me achter op die laatste top.”
Edna St. Vincent Millay