Hoe monter gaan hun voeten hier tekeer.
Dit zijn geen geesten, nee, het is een span
van kinderen. Ze springen hand in hand
de lucht in, groepsgewijs, telkens maar weer.
Ze dragen vodden, maar die ogen meer
als grassen en groen blad, of als een strand,
vol donker zeewier op het natte zand,
met langs de kust hardlopers in de weer.
Ik ken hun ondergang. Ik weet hoe ooit
dit leuke, springende wordt stilgezet,
de lichte lach en het gehijg gedoofd.
En toch word ik, bij deze kracht, dit moois,
zoals altijd bij kunst of bij ballet,
gestraft, omdat ik in de dood geloof.
Edna St. Vincent Millay