Wat is dit toch, gemaakt van kalk en zout,
van stof dat je in zonnestralen ziet,
dat mij beheerst, steeds als ‘k mijn klimtocht houd
naar de stofvrije lucht? – voor wie de piek
met sneeuw, waar mensen met geleende lucht
hun lot zoeken, waartoe ik niet gedoemd ben,
een parelmoeren vlak onder mijn vlucht
met vleugels op mijn helm en vleugelschoenen.
Welke zoete emoties, slecht noch goed,
houden mijn vlucht hier op? Wat is dit toch,
dat zich zo razend naar het einde spoedt,
mij deze trotse aanblik heeft bezorgd?
Omhoog, mijn veren – voordat ik je afdoe,
en blootsvoets door zal reizen, naar mijn graf toe.
Edna St. Vincent Millay