Weg is de dag. De nacht zwaait met haar vaan
en voert de sterren op. De mensenschare
verlaat het veld. Waar eerst nog dieren waren
heerst eenzaamheid. Wat wordt veel tijd verdaan.
De haven komt dichtbij. Een schip meert aan.
Net als dit licht dooft, zullen in de jaren
ik, jij, met wat men heeft of ziet, wegvaren.
Dit leven doet zich voor als wedstrijdbaan.
God, laat mij toch niet vallen in dit strijden,
laat pijn, praal, lust of angst mij niet verleiden,
houd mij omvangen door uw eeuwige luister.
Help, als ik slaap, mijn ziel op wacht te staan.
En haal mij, kondigt zich mijn avond aan,
toch naar u toe, ontruk mij aan het duister.
Andreas Gryphius