Ben jij gestorven, kan jouw blik geen zorgen
meer geven, niet meer steken als een dolk en
mij dan doorboren – zoals op een morgen
één ogenblik, precies tussen de wolken
het zicht viel op twee stralende planeten,
die dan ook weer ineens verdwenen waren,
en wie het zag bleef, tegen beter weten
door ’t kille winterglas naar buiten staren –
zal ik dan vrij zijn en opnieuw gelijk
aan anderen, niet meer met jou begaan?
Nee nooit, totdat mijn geest geheel bezwijkt,
jou niet meer oproept in de lucht, niet aan
die morgensterren denkt, met veel meer pracht
dan al die Alfa’s in de sterrennacht.
Edna St. Vincent Millay