Door ons eerste, noodlottig onderhoud,
door al ’t verlangen, daarbij opgebouwd,
door onze hoop, die wegkwijnt, door de wroeging
die mijn woord, waar ’t te mannelijk aan toe ging,
in jou gewekt heeft, door mijn denken aan
de pijn, mij door rivalen aangedaan,
vraag ik je rustig; door je vaders woede
door alle pijn van ‘t steeds gescheiden moeten
ondanks ‘t verlangen, smeek ik je: de eden
waarmee we onze eensgezindheid smeedden,
ontzweer en overzweer ‘k met deze waarheid:
Blijf weg bij liefde die je in gevaar leidt!
Matig, mijn lief, liefdes onstuimig razen,
blijf echt mijn vrouw, wordt niet mijn valse page;
Omdat ik mij op jou verlaat, verlaat ik
jou, door te gaan. Mijn geest is jouw zorg waardig,
dorst naar terugkeer. Als jij dood zou gaan,
dan steeg mijn ziel van ver al op jou aan.
Jouw fraais (anders almachtig) kan de zeeën
niet rustig maken, en jouw liefde weet hen
de liefde niet te leren. Boreas
laat zich er niet door temmen. Je las vast
hoe hij zijn lief Orithya deed beven.
Ziek of gezond, je in gevaar begeven
is dwaas, gevoed door ’t spel dat een beminde
die weg is, in een ander valt te vinden.
Doe niets alsof, als jongen, doe niets af van
lichaam en geest, nee, neem vooral geen afstand
van wie je bent; elkeen zal in jouw trekken
’t charmante blozen van een vrouw ontdekken.
Een aap in pak heet aap. En zowel helder
als duister blijf ‘k de maan als maan vermelden.
Fransen, zo grillig als kameleons,
van ziekenhuizen tot modesalons,
ze tappen liefde, het gezelschap met de
beste acteurs op aard, zullen jou hebben
doorzien, jammer, zo zal spoedig dat gaan en
komen we langs die lauwe Italianen,
dan zijn die best content met jou als page,
vol lust en woede zullen ze op je jagen,
als op Lots gasten. Maar, zelfs natte kwasten
als Nederlanders vallen je niet lastig,
wanneer jij hier blijft. O, blijf hier, want jij
hebt recht op Engeland als galerij,
waar je verwachtend rond mag lopen, tot
je bij de grootste Vorst geroepen wordt.
Weet, als ik ging, me wat geluk te dromen,
zonder voor onze liefde uit te komen.
Prijs me niet aan of af, wijdt vloek noch zegen
aan liefdes kracht, jaag, wie jou moet verplegen
geen stuipen op het lijf, door ’t roepen ’s nachts:
“Zuster, hij is gedood, mijn lief, ik zag
hem op de witte berg, belaagd, bestreden,
gestoken, bloedend, vallend, overleden.“
Zeg me iets beters dan die angsten aan.
Weet dat voor mij jouw liefde kan volstaan.
John Donne