Ik verkocht de boerderij, mijn vrouw was naar haar droom op zoek,
verliet mijn huis en haard en vrienden uit de Achterhoek.
En ik kocht de enkele reisjes waar ze vaak om had gevraagd.
We belandden in de straten van Den Haag.
Wat werd zij meteen gelukkig, toen ze al die lichtjes zag.
Ze zei: ”Niets ter wereld haalt het bij zo’n fraaie Haagse nacht.”
Elke man wordt trots als hij zijn vrouw kan geven wat ze vraagt.
En ik mocht ze wel, die straten van Den Haag.
Ik vond er een baan, het was productiewerk in een fabriek.
Ik kocht een bescheiden flatje in een rustige portiek.
Maar als ik daar doodmoe thuis kwam, dan sleepte zij mij gestaag
weer de straten op, de straten van Den Haag.
Ik gaf haar haar oude leventje, maar zag al snel dat zij
veel meer hield van die stadslichtjes, dan dat ze hield van mij.
Nu neem ik de trein die ons hier bracht, ik ga terug vandaag,
mijn lief tippelt in de straten van Den Haag,
mijn lief tippelt in de straten van Den Haag.
Gram Parsons