Geloof me

Geloof me, zullen ooit de bruggen van
deze volmaakte stad zijn ingenomen,
gaan haar kantelen neer, weet dat mij dan
geen sterflijk dak meer rest als onderkomen.

Ik zal geen ranken door de takken vlijen,
tot schuilplaats tegen storm van noord of oost.
Ik zal geen stapel hout tot vuur verleiden,
vond al in ieder wereldwonder troost.

Zul jij aan boord gaan, en richt jij je koers dan
op andere kusten, waar jij mij vergeet,
dan blijf ik – ‘k deel in de kapotte vloeren
met daken, die je zien kon vanaf zee,

als een saluut voor nu vergane glorie,
en smeek de schimmen die ik bij de poort zie.

Edna St. Vincent Millay


Geplaatst op

augustus 2014

Believe, if ever the bridges of this town, Whose towers are builded without fault or stain, Be taken, and its battlements go down, No mortal roof shall shelter me again: I shall not prop a branch against a bough To hide me from the whipping east or north, Nor tease to flame a heap of sticks, who now Am warmed by all the wonders of the earth. Do you take ship unto some happier shore In such event, and have no thought for me, I shall remain; — to share the ruinous floor With roofs that once were seen far out at sea; To cheer a mouldering army on the march . . . And beg from spectres by a broken arch.