Torsen wij, mirtedragers, nog slechts stof,
de ogen toegedekt door donkere jaren,
lachen en lieven we niet meer alsof
een wijze schroomt om het te openbaren;
als jongens, meisjes, nu nog niet ontsproten
aan herriejochies, roeien op de zee –
Door wie worden dan muntjes opgedoken?
Niet meer door ons, mijn lieveling, o nee –
laat hen die in de vrije lucht rond gaan,
terwijl wij om ons heen de schimmels voelen,
ons niet belasteren, door stil te staan:
“Liefde, onwaar. Zal altijd snel bekoelen.”
Laat ze zich zwijgend langs het graf begeven
van twee die vol geloof in liefde leefden.
Edna St. Vincent Millay