Jouw leven, waar het op papier zo ijl werd,
reist, vol belang en vrijuit op de wind
van de breekbare klok, van tijd tot tijdperk,
een geur die jou oude zomers hervindt –
Jouw leven, opgetild door elke storm
die aardse bloesems velt en doet vergaan,
wordt tijdig groot in sterfelijke grond,
zoals dat de onsterflijke betaamt.
O, jaag zijn wortels dieper in mijn hart,
die, eenmaal binnen, sterven zonder spijt
om ’t kleinste deel te kleden, ’t minste blad,
dat in de herfst geen pact sloot met de klei,
dan slechts een roos die rafelig verdwijnt in
het jaarlijkse april, maand zonder einde.
George Dillon