Vier sonnetten – 2

Jij staat dichter bij mij dan alle dingen –
niet slechts als droom, als een gedeelte van me;
ik voel je borst, een vleugelslag doordringt me,
ik voel ze rechtstreeks op mijn hart, jouw handen.

Jij bent mijn strop van slaap, trekt langzaam, zacht,
jij bent de zenuwklop in tand en tenen;
jij bent mijn zweet, gedurende de nacht,
jij bent de motor die mij doet bewegen.

Dan weet ‘k, dat niets hiervan echt bij jou hoorde –
je bent enkel ver weg, een mooie vrouw,
je kijkt in spiegels, houdt je aan je woorden,
lacht om verhalen die ik voor me houd:

tot liefde triest wordt, ik zal over komen
als twijgje in de vlammen van jouw dromen.

George Dillon


Geplaatst op

mei 2015

I think you are closer to me than anything – not as a dream alone, but as a part; I feel your breast beat through me like a wing, I feel your hands immediate on my heart. You are the noose of sleep pulled slowly tight you are the pulsing nerve in tooth and toe; you are the sweat upon me in the night; you are the engine urging me to go. Then I recall how you are none of these – only a woman, far away and fair, looking in mirrors, keeping old promises, laughing at stories I shall never share: till love seems too much sadness, and I seem like one more fagot in the flames of dream.