Om zomaar op een winterdag jouw woorden
van ver, te zien als bloemen voor mijn voeten,
muziek der geest, die enkel op mijn oren
gericht is, zo vertrouwd, zo wonderzoet met
het stiekem trillen van een eeuwig klokje,
winter werd lente, vuur dat zomaar opvlamt:
al viel er flitsend sneeuw, kristallen vlokjes,
ik reikte naar het dappere dat opkwam.
Geen wonder, maar de droom van een beminde –
liefde, beeldend met slingers uitgedost,
hun kleur blijft in de stroom van tijd te vinden,
schuldloze bloesem op een gletsjers borst,
april zegt dat, al vult de sneeuw gestaag
voortdurend heel de lucht, zoals vandaag.
George Dillon