Verlaten piano

Iedere nacht kroop de piano in zijn slaap over de vloer,
weer een paar centimeter in de richting van het raam,
gelokt door het knippende neonlicht van de Blue Nile,
het restaurant onder de kamer waar hij verwaarloosd werd.

De muziek had zijn ziel al jaren geleden verlaten, gaandeweg,
omdat hij nooit thuis at, omdat hij weigerde verliefd te worden,
omdat kinderen alleen een bron van ergernis waren, omdat
de sterren te ver boven hem stonden om ze op te merken.

Een gummi schoen houdt zijn neus aan de grond en
het enige geluid is de conversatie van klanten
aan de bar en van weer een toegankelijke vrouw
die voor altijd de deur uitgaat.

De piano – geroepen door de symfonie van de straat –
had het nodig om verwend te worden, snakte naar een ogenblik
Tom Waits, sprong door het raam en stortte zich te pletter,
in een huwelijk van glas, beton, ivoor, in

een prachtige dissonante chaos met de stad –
daar speelt een lage E, één noot, iedere paar seconden –
een klaaglied, een Ierse herhaling, een tijd om voor zichzelf te spreken.
Niemand waagde het om deze rommel op te ruimen.

Het verhaal van de piano die zichzelf ombracht kreeg een omheining,
een hek in Smithsonian stijl, daar op Perry Street,
smeedijzer om het gebroken hart van een Steinway,
niet bepaald in niemandsland.

Het is een bezienswaardigheid nu, rondleidingen houden er stil,
deze stapel van pijn, de E in het ritme van de uitademing, jarenlang
ondergesneeuwd in de winter en nu en dan steelt een voorbijganger
een pedaal of een toets als herinnering aan de eigen

onbeantwoorde liefdes. En af en toe klinkt een roestige snaar
als Kerst in de koude lucht en speelt dan
zijn laatste harmonie. De E trilt mee in de deur van de Blue Nile –
klanten in de rij zijn teleurgesteld als ze eindelijk naar binnen mogen.

Jennifer Bosveld


Geplaatst op

april 2017

Cap City Poets, Pudding House, 2008.