ach was ik maar in de verkoeverkamer gebleven
in dromen verzonken aan het infuus onder witte
lakens naast anderen die zichzelf ook niet konden vinden
een kudde schapen dicht bij de slaap en dicht bij
god en troost waren er grote zusterdieren
onze herders die zich over ons bogen
en stonden we tegenover elkaar bij het rekenraadsel
mens: op een schaal van één tot tien,
hoe groot is je pijn? – en was er geen grens voor ons
in zicht die zich voor ons kon openen
weer uit het diepe van het postnarcotische
gesnotter – we bleven hier heel dicht bij
ik nauwelijks te onderscheiden van andere schapen
die hier naast elkaar grazen in de verkoeverkamer
Uljana Wolf