1. De wan
Vannus, Latijn, daar komt het van;
het Nederlandse woordje wan.
Daarmee scheid je kaf van het koren.
Het meest lijkt die wel op een mand.
2. Het WAN
Verbondenheid, daar droom je van.
Vroeger wou je in huis een LAN.
Nu kies je voor een groter netwerk,
Wide Area, of kortweg WAN.
3. Want
Weergeven van causaal verband
gaat vaak gepaard met het woord want.
Omdat het één geldt, geldt het ander.
Zo blaas je iemand aan de kant.
4. De want
Weer in de winter aanbeland
bescherm je graag je tere hand.
Je kiest een handschoen, een gevoerde,
of anders voor een winterwant.
5. Het want
Soms zie je van de waterkant
een zeilboot, waar een stoere klant
de vreemdste kapriolen uithaalt,
bijvoorbeeld klimmen in het want.
6. De wand
Modern theater zoekt de rand,
gedijt bij chaos, misverstand.
Menig acteur doorbreekt het glas van
de zo klassieke vierde wand.
7. De wants
Insectenrijkdom geeft ons kans
te zien wat op het water danst.
Bootsmannetje of schaatsenrijder?
’t Is allebei een type wants.
8. Wandel
Graag deel ik met u een amandel
nu ik de woordenrij behandel
die me van wan naar wants deed dwalen,
terwijl ik door de woorden wandel.
9. Verwant
Wat ik nog niet met mijn verstand snap,
waardoor ik even aan de kant stap,
is of er in dit rijtje woorden
geen sprake zijn kan van verwantschap?
10. Wanten
Zo heb ik hier van vele kanten
zonder daarbij te lanterfanten
het woordje wand verkend. Een wandaad?
Ik weet qua woorden graag van wanten.