De oude pastorie

O God, in Grantchester, het aanzicht
van takken, zwiepend in het maanlicht.
De zoete geur van rottenis,
zo niet te missen, niet gemist,
van de rivier, hoe wind tekeer gaat
die op de bosjes tranen neerlaat.
Staan daar de iepen fier te prijken,
als wachters van het heilig rijk en
hebben kastanjes zoete dromen
van nog onopgeleide stromen?
De dageraad, de ingehouden
Anadyomene, zilver goud en
zonsondergang, verguld te zien
van Haslingfield tot Madingley?
En later, voor de nacht zich aanmeldt,
zijn er dan hazen in het graanveld?
O, laat het water zoet zijn, fris,
zacht, bruin, dat er te zwemmen is.
Lacht de rivier nog onverholen,
daar bij die molen, bij die molen?
Zeg me, is daar nog plaats voor Schoonheid,
die Zekerheid en Rust tentoonspreidt
en diepe weiden, waar men lijden,
leugens en waarheid kan vermijden?
En, wijst de kerkklok tien voor drie,
zal ik er thee met honing zien?

Rupert Brooke


Geplaatst op

juli 2019

De Weerklank 177