Waarheen

“O, waar ga je heen?”, zo sprak lezer tot loper,
“die kloof maakt je koud als de kachel er brandt.
Geuren die wennen je ginds aan je wanen.
Dat gat in de grond? Graf voor een gigant.”

“O, stel je voor toch”, sprak triller tot trekker,
“hoe schemer je stuit op je pad naar de pas.
Je ijverig zoeken toont zorglijke zaken.
En voelen je voeten graniet of juist gras?”

“O, wat was die vogel”, zei huiver tot holler,
“aanschouw toch die schim in het grillige groen.
Zacht komt die gestalte nabij op zijn stelten.
Die vlek op je vel, daaraan moet je iets doen.”

“Het huis verlaten”, sprak loper tot lezer.
“Jij zult dat nooit”, sprak trekker tot triller.
“Ze komen je halen”, sprak holler tot huiver.
En hij liet ze daar, en hij liet ze daar.

Wystan Hugh Auden (1907-1973)


Geplaatst op

januari 2021

De Weerklank 186