Eenvoudig oogt je nu nabije dood.
Langzaam vervagen kan zonder veel pijn.
Soms ademnood?
Oncomfortabel. Energie verdwijnt,
dat voel je. Jou resteren zicht en brein:
verscherpt zelfs. Zag je eerder dit vertoon
vol pracht van zulke fijne regenval
op deze boom,
je natte tuinmuren dan uitgestald
als amber zalen, spiegels en kristal?
Als schemer invalt zal het weelde zijn,
de lucht licht op door deze glinstering.
Die heeft geen eind,
krijgt elke regen weer een nieuw begin.
ook na mijn tijd. Nu deel ik er nog in.
Die esdoorn? Nieuw. Mijn dochter koos daarvoor.
Kom in de herfst, dan staat het blad in brand.
Ik moet nog door,
leven om dat te zien. Dan naar de kant,
het spel is uit. Al houdt het leven stand.
Mijn oog baadt in het bontgekleurde licht
dat door de tuindeur valt; en dat houdt aan
als mijn geest zwicht,
verteerd door zicht op een stralend bestaan,
scherp tot op ’t laatst, en dan wordt uitgedaan.
Clive James