Wat, waar je voorouders als slaven telden?
Wat, waar de domkop in de klas wel weet
hoe nukken van hun pestkoppen hen velden?
Voorvaderen van jou ook zo? Welnee.
Ze zijn een droombeeld achterna gerend –
dom, opgejaagd, door Schoonheid toch gefopt –
vanaf een eiland naar een continent,
een traag besef dringt door, kan niet gestopt.
Voor jou hun honger, niet ‘t gevonden eten;
voor jou de spoorloosheid voorbij de west;
voor jou de droom onttoverd – niet de hele
planeet verkend, bevochten en bezet,
de kaart gekleurd, de grenzen ingetekend.
Dat was de aarde; tijd om op te breken.
George Dillon