Ik zag de bol die vaart in ‘t sterrenduister,
niet eerder koerste een galjoen ooit zozeer
op niets aan – zoals Noachs ark, daar huisde
een lieve lading in langdurig noodweer;
en niemand die haar op die reis bestuurt, en
bij blinde hemel het kompas afleest,
inzicht verwerft in wat er zal gebeuren,
zelfs niet van ‘t hoogste kraaiennest der geest.
Ik dacht: laten wij, reizigers, moed vinden,
als nooit een zeeman moed gevonden heeft, en
laat dit vaartuig recht doen aan golven, winden,
zich naar de afgesproken wal begeven.
Verging het al? Laat dan de ratten vrij.
En laat de mensen dan maar mensen zijn.
George Dillon