Ad feminam tristem, sed poetam

Verloren liefde? Kom erbij vandaan.
Die zal niet horen naar jouw triest relaas.
Broeden, gekwetste duif, is van de baan.
Je bent hem kwijt. Zoeken biedt geen soelaas.

Zou je zo naar een man snakken, zou hij
het diepst object zijn van jouw zwaar verlangen,
niet slechts een pop in het theater zijn
van jouw sonnetten, daaraan opgehangen,

dan bleef je toch je zorg niet repeteren,
de klokken luiden in een zware maatslag,
je verzen zonder einde reciteren,
of je een wrange vreugd in regelmaat zag.

Als vrouw kon je slechts rouwen zonder woorden.
Als dichteres moet je het laten horen.

L. Robert Lind
Na het lezen van Edna St. Vincent Millay’s Noodlottig Onderhoud.


Geplaatst op

januari 2015

O come away at last from this lorn love That will not hear, however sad you speak; O brood no more for him, you hurt wild dove, Seeking the lost that comes not though you seek. Were man so to be longed for and in truth The inmost object of your grave desire, And more than merely puppet in the booth Of sonnet-music, moved by a singing wire, You could not so your sorrow still rehearse And ring the changes in one mournful measure, Exhaust the resolutions of your verse, Or find in repetition such wry pleasure: You could but, woman-like, grieve without a word; Yet, being poet, your mourning must be heard.