Allebei

Ze draagt de beker in haar hand;
haar kin en mond een strakke rand.
Ze loopt zo vast en zeker dat
er nog geen drup is uitgespat.

Zo licht en vast was ook zijn hand.
Gezeten op een heel jong paard
dat reageert op elk gebaar.
Zo komt het door zijn wil tot stand.

Maar als hij uit haar hand gewis
de lichte beker nemen moet,
valt het ze beiden plots te zwaar.

Want beiden trillen nu zo maar,
zodat zijn hand de hare mist.
En op de grond vloeit wijn, als bloed.

Hugo von Hofmannsthal


Geplaatst op

november 2006

Eerste versie in 1973.