Als ik te lang naar jouw gezicht blijf staren,
waar ik een helderheid, een lichtheid zie,
die ongedimd nauwlijks is te ervaren,
zo gruwelijk,zo mooi, het lukt me niet,
draai ik, onwillig, weg, weg van jouw licht
en sta besluiteloos, mijn geest geweken,
maar dom en duizelig, beroofd van zicht,
want ik heb te lang in de zon gekeken.
Mijn leventje wordt maar een smalle cel,
waar ik een tijdje vol onzekerheid en
omgeven door een gloed, zo dicht en fel,
zelfs mijn contact met het bekende kwijt ben.
Ik zoek mijn weg, tast rond, wacht een moment
totdat ik aan het donker ben gewend.
Edna St. Vincent Millay