Ik weet het niet, wat heb ik toch gedaan?
De vraag komt van mijn broer, zijn ziel, zijn bloed.
En ik weet niet welk woord er nog toe doet.
Ik geef de wedloop op, verlaat de baan.
Ik weet niet wat ik deed, voorbij liet gaan,
ga nu het onbekende tegemoet,
dat zonder vrucht zal zijn, vruchteloos woedt,
zou er geen redding uit de dood bestaan.
Wat baat het mij dat ik het inzicht miste
in wat ik deed. Pleit het pleidooi mij vrij,
dat ik hem nooit bewust had kwaad gedaan?
Wees Gij hem toch nabij, Heer Jezus Christus,
Heb, als het kan, ook medelij met mij,
in ’t oordeel, in de dood, in mijn bestaan.