O zoete klank, mooie muziek, stop niet,
dat je me niet laat vallen, niet verwerpt.
Uitmuntend is de vrede die jij biedt.
Mens zijn wordt dragelijk, het doel weer scherp.
Betoverd door jouw goedheid, jouw vermogen,
slapen de botterik, de bul, de boze,
hun leden uitgestrekt, met lege ogen,
net zoals in het sprookje van Doornroosje.
Het beste dat de wereld weet te geven,
vredige bloesem op een kale staak.
Klanken, verwerp me niet, laat me in leven,
tot doem mijn vesting vindt, in onbruik maakt.
De stad zal ondergaan, zoals de zon.
Ik heb muziek, dat is mijn bastion.
Edna St. Vincent Millay