Blaffen de honden

Een carnavalsliedje

Ik wil met jou in zeven sloten,
vol Belgisch bier of witte wijn,
met walkanten van echte boter,
in gras dat altijd groen zal zijn.

Ik wil met jou in zeven sloten,
ik wil met jou de horizon.
Ik wil het leven, maar dan groter
dan toen het allemaal begon.

Maar in de nacht blaffen de honden
en staar ik in mijn hemelbed.
Want dat heb jij nog nooit gevonden,
al is alles al klaargezet.

Ik wil met jou in zeven sloten,
ik wil met jou het noorderlicht.
Al heb ik je nooit nagefloten,
ik zing voor jou in dit gedicht.

Ik wil met jou in zeven sloten,
ik wil met jou vergetelheid.
Jou, met confetti overgoten
en jou het liefste voor altijd.

Maar telkens weer blaffen de honden
en word ik er zo bij bepaald
dat er nog niet heeft plaatsgevonden
waarnaar ik zolang had getaald.

Ik wil met jou in zeven sloten,
ik wil jou als mijn oceaan
die ik doorklief met al mijn boten.
Ik wil in jou ten onder gaan.

Ik wil met jou in zeven sloten,
ik wil met jou de regenboog.
Het liefst ging ik voor echt genoten,
maar ja, ik krijg hem niet omhoog.

In elke nacht blaffen de honden
en dat herinnert me eraan
hoe er verteld wordt van het wonder
dat alles eens weer op zal staan.

Ik wil met jou in zeven sloten.
Ik heb het prachtig uitgedacht.
Eerst maak ik al die honden dood en
geniet ik van een stille nacht.


Geplaatst op

februari 2020

ZDC februari 2020 Later deels hergebruikt in een coronaliedje