De tijd heelt niets. ‘t Was allemaal onwaar,
zeggen dat tijd de ergste pijn verzacht.
Ik mis hem als het regent, dag en nacht,
schreeuw om hem als ik naar de golven staar.
Sneeuw smelt, komt van de bergen, ook dit jaar
is ’t dode blad verdwenen, als verwacht.
De liefde bleef, maar heeft als bittere klacht
mijn denken stopgezet, mijn hart verzwaard.
Er zijn wel honderd plekken waar ik niet
wil zijn – omdat dat aan hem denken doet.
En vind ik opgelucht een plaats waar hij
nooit is geweest, waar je niets van hem ziet,
dan tob ik: “Hier is niets van hem voor mij.”
‘k Herinner me alles van hem zo goed.
Edna St. Vincent Millay