Dat haar iets is van hem en haar
behoeft hier niet veel commentaar.
Gepaard rijm gaat dikwijls gepaard
met associaties aan een baard;
dit vers is nieuw, is vers, is fris,
hoewel het ingewikkeld is.
Dat is het doel waarop ik doel:
dit dichten met een speels gevoel.
De koper was op zoek naar koper,
maar ik verwees hem naar de sloper.
Om bakken vol met koek te bakken
is het nodig flink door te pakken.
Gepast heb jij de broek gepast.
Daarna de piepers fluks gejast.
Is het bevallen haar bevallen?
Ben je gelukkig met zijn allen?
Ik vier, al had ik maar een vier,
elk resultaat met veel plezier.
Jij tilde aan de tilde zwaar.
Die vond je nutteloos en raar.
Als kauwen zelfs hun voedsel kauwen,
waarom zit jij dan te miauwen?
Dat duikers klem zitten in duikers
is lastig – voor kanaalgebruikers!
Ik wilde bij de wilde vaart,
ik vond mijn leven maar bedaard.
De jacht die mij een zeiljacht bracht
beheerste tijden dag en nacht.
Jij vaart vol vaart op deze vaart,
en je riskeert een gele kaart.
De goot waar jij je glas leeg goot
liep langs de weg en die liep dood.
Tot slot steek ik de slotgracht over,
door de betekenis betoverd.
De rede in het ongerede,
het onvermijdbare vermeden.
Die teken bleken al een teken:
waar vliegen vliegen, muggen steken,
zal zelfs een zinken teil verzinken.
Tijd om mijn zonden te verdrinken.