Liefste Vader, vergeef me, want ik heb het aangezien.
Achter het houten hek, een veld
door de zomer opgelicht, een man
die een steel naar andermans keel duwt. Het staal wordt licht
op een nek die glimt van het zweet. Vergeef me
dat ik deze tong niet
in de vorm van Uw naam draai. Voor het denken
dat dit de manier is waarop elk gebed
moet beginnen – het woord Alstublieft dat
de wind in stukken hakt, in wat
een jongen moet horen in het verlangen om te beseffen
hoe pijn het lichaam gezegend teruggeeft
aan zijn zondaar. Het uur plotseling
verstild. De man met zijn lippen
op de zwarte laars gedrukt. Doe ik er verkeerd aan
om van deze ogen te houden, om iets te zien dat zo helder
& blauw is – smeek om zo helder
& blauw te blijven? Trilde mijn wang
toen de natte schaduw uit zijn kruis opbloeide
& druppelde in okergeel vuil? Hoe snel wordt
Jij dat mes? Maar laat me
opnieuw beginnen: er knielt een jongen
in een huis vol open deuren
naar de zomer. Er is een vraag die zijn tong
doet roesten. Een rakend mes.
Je vinger vast in je keel.
Lieve Vader, wat zal er van de jongen worden
die geen jongen meer is? Alstublieft –
wat zal er van de herder worden
als de schapen kannibalen zijn?
Ocean Vuong