Twee mei, kwart over tien, er wordt gebeld.
Ik spring het bad uit, grijp een handdoek mee.
Zou onze hulp wat vroeger zijn? Maar nee,
het gaat om een verhaal dat moet verteld.
\’n Getuige van Jehova die zich meldt.
Ik word niet vrolijker van dit idee,
al deelt ze me charmant en stralend mee:
\”Er komt een eind aan lijden en geweld.\”
Ik krijg een kleurig foldertje. Zij doet
verder haar ronde na een blijde groet.
Ik stap, nog wat ontstemd, terug in het water.
Ik weet dat zij haar boodschap brengt als plicht,
maar ik hoop op een vergelijkbaar later.
Ik kom er niet echt uit in dit gedicht.