Giet onze hartstocht in een mooi verhaal,
een gouden schip. Dicht tegen elkaar aan
liggen andere minnaars, stil, voldaan.
Wij niet. Want heel de wereld kent de taal
van bloed dat bonst, van stilte, zo totaal
dat alles trilt, de onwil om te gaan,
mijn handpalm vast tegen de jouwe aan,
één ziel, onafgeschermd, maar sterk als staal.
Verlangen is de zanger bij de luit.
Laat buiten in het groen de minstreel spreken.
Wanneer hij sluimert maakt hij geen geluid,
als elke man. Liefde zij ver, verheven,
van de hoogste tak losgekomen fruit,
en wordt aan wie er oog voor heeft gegeven.
Edna St. Vincent Millay