Bultenaarsland – met nu de rug nog recht,
door kromme kinderen bespot, wordt het
een sluiproute, op een gunstig moment,
tot zijn gestalte afkeer in hem wekt,
de mensheid langs een bollend meetlint legt;
tot hij. uit eenzaamheid, door klei besmet,
zich bij zijn buren binnen buigt, zich redt:
“Uw dak is laag – maar dat is mijn gebrek.”
Al lang stof in een urn, verstrooid en dood,
Apollo. Hij is daar gelukkig mee.
Want wie van jullie verhief ooit het hoofd,
als een god stralend aan je deur verscheen,
sprong op en rende weg, verborg het brood,
met als een kloek je kinderen om je heen?
Edna St. Vincent Millay