Het tweede tafereel

Het doek gaat op. Zij zit centraal. Hij staat.
“De vraag is,” zegt hij, “niet of ik het weet
maar of jij voelt hoezeer ik er mee zit.”
Zij wil wat zeggen maar ze lijkt op slot,
waardoor ze enkel met haar krullen schudt.

Dan gaat ze open, pas als ze gaat staan.
Ze slaat ineens haar armen om hem heen,
maar hij duikt weg. Hieraan heeft hij geen zin.
“Toe nou,” op een verleidelijke toon.
“Je weet toch dat ik jou het beste gun.”

Ze draaien langzaam rondjes om elkaar.
“Ik geef het op. Ik leg me er bij neer.”
Hij breekt de cirkel, neemt een stap of vier.
Zij volgt meteen. Ze zegt hem: “Ga nu door!
Je spreekt, maar er ontbreekt een heilig vuur.”

Elk zit nu op een hoekje van de bank.
“Wat denk je toch, vertel het me.” “Ik denk
dat wij een kabel waren, maar een kink…”
Zij kijkt geschokt. “Omdat ik cider dronk?
Wanneer kreeg je van mij zo’n lage dunk?”

Nu schudt hij met zijn hoofd. “Lief, ga maar na.
Het zat al eerder scheef naar mijn idee.
Er lijkt een ander, maar ik weet niet wie.”
Zij draait zich af en slikt wat. “Zit het zo?
Dan valt het doek voor ons.” En dat valt nu.


Geplaatst op

januari 2022

Voor het Zwols Dichterscollectief. Theaterscene. Onderwerp werd later gewijzigd, dus niet gebruikt.