Ik wou God liefhebben en overlijden,
maar Hij gebiedt me liefhebbend te leven.
Al moest de bloesem van mijn bloeitijd sneven
en zal mijn beste helft nu wel voorbij zijn,
de boom van hoop geknot, die zich zo spreidde,
vergeet ik hoe de zomer warmte geeft en
heeft herfst me in zijn klauwen vastgegrepen,
me door zijn ferme zuchten flink doen lijden.
En na de herfst verschijnt de winter lomp,
moet ik lang zitten kleumen bij de kachel.
Daarna zal lente nieuwe bloemen brengen.
En ik dat voorjaar zal wie huilt weer lachen.
Wie afnam ziet het leven zo verlengen
en zingt vol liefde, wanneer Christus komt.
Christina Rossetti