Ik zei het toch van het begin af aan?
Profetisch, maar er toen niet voor beducht
als lichtgewicht te worden afgedaan,
mijn woorden slechts als wolkjes in de lucht:
Loop bij zonsopgang oostwaarts uit de stad.
Tot onderaan de klip klim je gestaag.
Klem je dan ’s middags vast, daar stopt het pad,
of je stort achterwaarts in zee omlaag.
Niet voor de vogels of hun ei, zegt men,
maar voor een bloem die groeit in deze kloven,
gaan daar de hele dag vormen naar boven.
De naam daarvan is bij geen mens bekend.
En naast hen, luidt het, vind je op het zand
die bloem. Zij viel uit de gebroken hand.
Edna St. Vincent Millay