Steeds wankel weer het evenwicht
van inzichten en misverstanden.
Te veel geplande zaken stranden,
te vaak ontbreekt het licht.
En dit wordt ook geen goed gedicht.
De vlam erin wil niet ontbranden.
De woorden plakken aan mijn handen.
De vorm voelt als een plicht.
En toch, als ik dat constateer,
begint het lied ineens te lopen;
een deur die klemt gaat open.
En zo, ineens, is het er weer,
een nieuwe helderheid bezit me,
komt mee met rijm en ritme.