Jouw blik? Een kamer waar een koning ligt,
om eenzaam aan zijn wonden dood te gaan.
Zijn onderdrukte kreunen geven aan
wat sterfelijk verval heeft aangericht.
Hij zingt, heeft zich nog eenmaal opgericht.
Hij heft een lied uit vroeger jaren aan,
van toen zijn vlag het leger voor moest gaan.
Vrouwen hielden hun rozen goed in ’t zicht.
‘k Weet dat jij met de blik die mij beziet,
hier sta ik, maar met een bezwaard gemoed,
voorbij ziet aan de rust die ik je bied,
de zon ziet en de bonte vogelstoet.
En voor je raam, te missen is het niet,
zwart en wanhopig Doods onroerend goed.
Edna St. Vincent Millay